’t Gezetsje
In 1974 viel hij voor het eerst bij alle Bemelenaren in de brievenbus: de micro-krant van carnavalsvereniging de Berggeitte. Met recht een micro-krant. Het boekje had een nogal merkwaardig formaat (slechts 11,5 centimeter hoog maar wel 21,5 centimeter breed) en telde niet meer dan 28 mini-paginaatjes. De inhoud: het programma van de Bemeler ‘vastelaovend’, aangekleed met wat eenvoudige tekeningetjes en een paar simpele grappen.
Zo op het eerste oog niets bijzonders. Maar het zou het begin worden van een lange carnavalstraditie. Het Bemeler carnavalsgezètsje, inmiddels een stuk groter en veel dikker geworden, en uitgegroeid tot een vast – volgens sommigen onmisbaar – element van het Bemeler carnaval, is in dit jubileumjaar van de Berggeitte aan zijn 29ste editie toe en dus ook al hard op weg naar 3 x 11.
Tenminste: dat beweert de redactie van ’t gezètsje. Maar even tellen maakt duidelijk dat die redactie beter is in ‘auw betten’ dan in rekenen. Als het eerste exemplaar in 1974 van de persen rolt, dan is de eerste jubileumeditie (de elfde, dus), niet – zoals de redactie destijds groots aankondigde – die van 1985, maar die van 1984. Die van 1985 was al de twaalfde uitgave. Die rekenfout is blijkbaar onopgemerkt gebleven. De uitgave van 1996 werd dus gepresenteerd als de 22ste, terwijl het eigenlijk de 23ste was. En de editie van 2003, volgens de redactie de 29ste, is in werkelijkheid al de 30ste. Ze zijn daar bij ’t gezètsje dus een jaar dichter bij hun 33-jarig jubileum dan ze zelf weten. In 2006 is het zover!!
Maar dat terzijde.
Het initiatief voor ’t gezètsje – zoals de carnavalskrant in de wandelgangen bijna liefkozend wordt genoemd – kwam van twee rasechte carnavalisten: Clair Houten (die als tekenaar de aanzet gaf tot wat ook vandaag de dag nog een van de pijlers onder ’t gezètsje is: de spotprenten) en Frans Steijns. Maar eigenlijk werd het carnavalskrantje geboren uit het dorpsblad d’r Tump. Logisch, want bij de redactie van dat blad, en met name bij Frans Steijns, zat alle technische know-how die voor het maken van zo’n krantje nu eenmaal vereist is.
Niet dat Frans uitsluitend de technische man was. Integendeel. Hij bleef heel lang ook inhoudelijk het beeld bepalen. Beroemd waren in de begintijd van ’t gezètsje – eind jaren ’70, begin jaren ’80 – de gedichten in dialect waarmee hij de nieuwe prinsen van het Berggeitte-rijk (nog onbekend op het moment dat het boekje uitkwam) welkom heette. Zoals in 1983:
“Zaoterdig 5 fibberwarie, dit jaor vreug,
zal er dao sjtoon, charmant en dreug…
Um ‘m heen alle Berggeitte en Bök,
’t is gebeurd, haer kin neet mie trök.”
In technisch opzicht was het een beetje aanmodderen, in het begin. Net als d’r Tump moest ’t gezètsje gemaakt worden met behulp van een inbrandapparaat, dat de tekeningen en (met twee vingers getypte) teksten van papier overzette op stencil, en een stencilmachine die het vaker niet deed dan wel, maar er in ieder geval voor zorgde dat na afloop van het drukken iedereen tot achter z’n oren onder de inkt zat. En dan moesten al die losse blaadjes nog in de goede volgorde geraapt, gebundeld, geniet en gevouwen worden. Het was bijna slavenarbeid.
Maar de makers – het moeten er sinds 1974 in totaal enkele tientallen geweest zijn, in wisselende samenstelling – beleefden er ontzettend veel lol aan. En dat is nog steeds zo. Het samenstellen van ’t gezètsje blijft een kwestie van bij elkaar gaan zitten, brainstormen, improviseren en veel lachen.
Wat is er in het voorbije jaar allemaal gebeurd in het dorp? Daar gaat het om. De een heeft links en rechts wat dingetjes op bierviltjes gekriebeld – dingetjes die hij vervolgens meestal niet meer ontcijferen kan – en de ander put uit zijn geheugen, waar doorgaans heel wat gaten in zitten. Maar al pratende komt er toch elk jaar weer genoeg boven tafel om ’t gezètsje gevuld te krijgen. Met getekende spotprenten – de laatste jaren van de hand van Gaston Ubachs – en maffe teksten over al even maffe onderwerpen, met foto’s van de zitting (vooral van de Bemeler artiesten die de gang naar de bühne hebben gewaagd) en van komische momenten ‘uit het leven gegrepen’. En natuurlijk biedt ’t gezètsje nog steeds, zoals bij die eerste uitgave uit 1974, een overzicht van het programma van de Bemeler carnaval.
Wie de dertig tot nu toe verschenen edities van ’t gezètsje doorbladert, krijgt een aardige, vaak dwarse kijk op wat zich in die jaren in Bemelen heeft afgespeeld. Of het nu gaat om de afsluiting van de Bemelerberg (vrije wandeling voor schapen!) in 1981, de geboorte van de (inmiddels weer ter ziele) dorpsraad in 1983, de zege van Marcel Geurten bij het Nederlands kampioenschap zakkendragen (klasse 50 kilo ) in 1990, om het lekkende dak van het gemeenschapshuis (bijna ieder jaar) of om de ‘prestaties’ van de FC Bemelen (ook bijna ieder jaar, in positieve of in minder positieve zin), alles is in ’t gezètsje terug te vinden.
De micro-krant uit 1974 is uitgegroeid tot een carnavalistische dorpskroniek waar veel mensen in de aanloop van de ‘drie dolle dagen’ reikhalzend naar uitkijken. Want wat zouden ze er dit jaar weer van gemaakt hebben? En vooral: wie zou er dit jaar weer in staan?