Oud prinsen
De hoedenmannen
“Die mèt die heud…” Die met die hoeden…Zo worden ze in het rijk van de Berggeitte genoemd. De vereniging van oud-prinsen. Steeds present als het protocol dat vraagt, met name tijdens het uitroepen van een nieuwe prins – die dan meteen te horen krijgt dat het allemaal voorbij is voor hij het weet, en dat hij eigenlijk al een oud-prins in wording is… En steevast in zwart pak met strikje en gangsterhoed, en het insigne van de oud-prinsen (het embleem van de Berggeitte plus hun rangnummer in de prinsenlijst) trots op de revers.
Die vereniging van oud-prinsen is er niet altijd geweest. Ze bestaat in ieder geval niet zo lang als de Berggeitte zelf. Logisch, want pas in 1972, toen de eerste prins Pierre I (Thomassen) aftrad, kregen de Berggeitte hun eerste oud-prins. Pas in 1973, toen ook zijn opvolger Servé I (Vroemen) de scepter inleverde, waren er twee oud-prinsen. Twee stuks, dat kun je met een beetje goede wil een vereniging noemen. Een hele kleine, maar toch…
De werkelijkheid was iets anders. De eerste prinsen van de Berggeitte stonden in het middelpunt van de belangstelling vanaf het moment van hun uitroepen tot het moment van hun aftreden. Daarna was het in één klap voorbij. Dan ging alle aandacht naar de nieuwe prins, en moest de oude maar zien hoe hij zich redde. Een koude douche, een heel abrupte overgang.
Te abrupt, vond prins Gérard I (Rademaker), de eerste jubileumprins van de Berggeitte. “Toen ik aftrad, had ik heel sterk het gevoel: nou sta je hier, helemaal alleen. En wat nu? Een beetje een eenzaam gevoel, eigenlijk. Ik vond dat maar niks.” Hij besloot actie te ondernemen. “Ik kwam aan de praat met andere oud-prinsen, en die hadden allemaal zo’n zelfde gevoel. Omdat we allemaal hele goede herinneringen aan onze tijd als prins hadden, en omdat we toch allemaal wel op de een of andere manier bij carnaval betrokken wilden blijven, besloten we de handen ineen te slaan. Dat heeft geleid uiteindelijk geleid tot de oprichting van de vereniging van oud-prinsen.”
Om te laten zien dat ze erbij hoorden, maar in een wat andere rol, kozen de oud-prinsen als basisuniform het zwarte pak (zoals ook de raad van elf dat draagt) maar dan met een hoed – eerst een bolhoed, later werd het de huidige gangsterhoed – in plaats van een steek.
Al vrij snel kregen de oud-prinsen hun eigen plaats, hun eigen rol in het protocol van de Bemeler carnaval. Het eerste wat een aftredende prins van de Berggeitte vandaag de dag te zien krijgt als hij de symbolen van zijn carnavalsheerschappij – de cape, de muts, de scepter en de prinsenmedaille – heeft afgestaan, zijn de grijnzende gezichten van zijn voorgangers. Die staan al te trappelen van ongeduld om hem met een ludieke ceremonie (er waren een tijdje handboeien in het spel, en vaak wordt de arme ‘nuuje auwe prins’ opgezadeld met een constructie die hem het bewegen, soms ook het drinken zwaar bemoeilijkt) in hun gelederen op te nemen.
Het is een mooie traditie geworden: een oud-prins staat in Bemelen, zeker in die eerste moeilijke uren na het aftreden, nooit alleen. Hij wordt meegesleept door een gezelschap van mannen die uit ervaring weten hoe het voelt, dat afscheid van een erefunctie, van een plekje in de schijnwerpers. En hoe de emoties je dan soms onverwacht in de houdgreep kunnen nemen.
Ook de nieuwe prins wordt niet vergeten. De dag na zijn uitroepen krijgt hij thuis een delegatie van de oud-prinsen op bezoek. Ze planten (een nog jonge traditie, die pas enkele jaren geleden werd ingevoerd) een vlag in de tuin van de prinselijke woning, ze overhandigen een bloemstuk. En ze vertellen. Verhalen van vroeger, over hoe zij hun jaar als prins van de Berggeitte ervaren hebben, over wat de nieuwe prins allemaal kan verwachten, en over de steun die je als prins krijgt van de raad van elf, van de Zoepnaze, van de dorpsgemeenschap, van iedereen die de carnaval in Bemelen een warm hart toedraagt. Dat moet de kersverse, nog wat onwennige nieuwe prins toch altijd weer heel wat zelfvertrouwen geven.
En voor het geval hij het wat hoog in de bol zou krijgen – ook prinsen is niets menselijks vreemd – dan is het bezoek van die oud-prinsen ook meteen een vriendelijke waarschuwing: je staat nu één jaar aan de leiding van de Bemeler carnaval, maar volgend jaar is het over, en dan ben je voor de rest van je leven gewoon weer ‘eine van oes’. Met een hoed. Dat wel.